Een in het buitenland wonende belastingplichtige die inkomen verkrijgt uit Nederland kan, onder voorwaarden, gebruik maken van de kwalificerende buitenlandse belastingplicht regeling in Nederland. Om gebruik te maken van de kwalificerende buitenlandse belastingplicht dient 90% van het wereldinkomen in Nederland te worden belast. Een kwalificerend buitenlands belastingplichtige heeft recht op aftrekposten, zoals hypotheekrenteaftrek, en heffingskortingen in Nederland.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 4 mei 2022 geoordeeld dat de 90%-eis berekend dient te worden aan de hand van het zogenoemde Kerst-arrest. In het Kerst-arrest is geoordeeld dat de wettelijke methode voor de berekening van het box 3 inkomen niet houdbaar is. Dat inkomen dient berekend te worden aan de hand van het werkelijk rendement in plaats van het fictief rendement.
Dit is goed nieuws voor de buitenlands belastingplichtige waarbij het werkelijke rendement lager is dan het fictieve rendement (voornamelijk van toepassing bij banksaldo’s). Het box 3 inkomen dat in het woonland wordt belast, wordt door het meenemen van het werkelijk rendement lager. Dit heeft tot gevolg dat sneller wordt voldaan aan de 90%-eis in Nederland. Daarmee kan gebruik gemaakt worden van aftrekposten en heffingskortingen.
Net als in Nederland wordt in Duitsland belastingrente gerekend over belastingen die te laat worden betaald. In het geval van een aangifte inkomstenbelasting gaat het over 6% per jaar. Deze rente wordt berekend indien het belastingbedrag niet voor het einde van de 15e maand na afloop van het belastingjaar wordt betaald. Ook in Duitsland is er rechtspraak geweest met de vraag of deze 6% nog wel haalbaar is op de markt (min of meer gelijkend aan het Kerst-arrest in Nederland). Ook de Duitse rechter vindt dit niet het geval. In Duitsland is daarom een westvoorstel opgesteld waarin de belastingrente wordt verminderd tot 1,8% per jaar en, wanneer het voorstel wordt goedgekeurd, is dat percentage van toepassing op belastingrenteberekeningen vanaf 1-1-2019.
In Nederland is dit rentepercentage nog niet verminderd, daarom is het goed ervoor te zorgen dat de voorlopige aanslag zo spoedig mogelijk op de juiste hoogte wordt gesteld. Hiermee kunnen hoge rentekosten worden voorkomen. In Nederland bedragen de percentages 8% voor de vennootschapsbelasting (vanaf 1-1-2022) en 4% voor overige belastingen (vanaf 1-10-2020).
Het Finanzgericht in de deelstaat Niedersaksen heeft beslist dat een vaste inrichting van een Duitse onderneming in het buitenland voor de beoordeling van de 183-dagenregeling in het belastingverdrag niet geldt als werkgever. In de situatie waarin een werknemer van de vaste inrichting minder dan 183 dagen naar Duitsland kwam om te werken, werd het Duitse hoofdhuis gezien als werkgever. Dit betekende dat niet werd voldaan aan het vereiste in artikel 15 §2 letter b van de 183-dagenregeling. Hiermee verkreeg Duitsland het heffingsrecht over het inkomen van de werknemer die voor korte tijd in Duitsland werkte.
Het Finanzgericht beoordeelde de vraag wie de werkgever is aan de hand van de letterlijke bewoordingen in het verdrag. Hieruit heeft Het Finanzgericht opgemaakt dat de werkgever wel het Duitse hoofdhuis moest zijn, omdat indien de vaste inrichting in het buitenland de werkgever is, de voorwaarde onder letter c wordt uitgehold.
Let dus op met (Nederlandse) werknemers van Duitse ondernemingen/vennootschappen die werken voor een in Nederland gelegen vaste inrichting van die onderneming of vennootschap en welke periodiek in Duitsland werkzaam zijn. Het kan zijn dat hun inkomen in die situatie in Duitsland onderworpen is.
Indien in Nederland een aandelenbezit wordt overgedragen aan een in het buitenland wonende aandeelhouder natuurlijk persoon is in beginsel inkomstenbelasting verschuldigd over de vervreemdingswinst. Ook wanneer de aandelen worden geschonken moet de vervreemdingswinst worden berekend en wordt gekeken naar de waarde in het economische verkeer van de aandelen.
In Duitsland geldt dit ook. Deze situatie kwam naar voren in een zaak waarin een vader, die woonachtig was in Duitsland, aan zijn zoon, die woonachtig was in de VS, een aandelenbelang verkocht, waarbij niet de volledige kooprijs betaald hoefde te worden. Vader droeg ook een deel van de aandelen over aan zijn echtgenote, die in Duitsland woonde. Belanghebbende was het er niet mee eens dat over het om niet overgedragen deel aan zoon inkomstenbelasting verschuldigd was.
Het Bundesfinanzhof volgt echter de inspecteur en beslist dat de betreffende rechtsregel niet inhoudt dat het om niet over gedragen deel van de aandelen onbelast blijft in Duitsland. Bij vader werd daarom een vervreemdingswinst in aanmerking genomen voor de gehele waarde in het economische verkeer van de overdracht aan zoon.
Het gelijkheidsbeginsel, waarvan belanghebbende vond dat het gold omdat voor de overdracht aan de echtgenote, de stille reserves niet werden belast, stond hieraan niet in de weg. Ook het belastingverdrag tussen Duitsland en de VS stond aan heffing niet in de weg. Als laatste werd ook het Unierecht niet geacht een barrière op te werpen tegen de belastingheffing bij vader omdat de vrijheid van kapitaal niet wordt geschaad.
Inmiddels is bekend geworden dat de gemaakte afspraken voor grensarbeiders die ten gevolge van de coronamaatregelen thuiswerken (bestaande gevallen), waardoor de belastingheffing niet verschuift van het werkland naar het woonland, mits de grensarbeider zijn salaris krijgt doorbetaald met Duitsland en België vanaf 1 juli aanstaande niet meer gelden. Volgens deze afspraken mochten de thuiswerkdagen voor de loonheffing behandeld worden als dagen gewerkt in het land waar deze onder “normale omstandigheden” zouden hebben gewerkt. Vanaf 1 juli 2022 zullen de thuiswerkdagen voor de belastingheffing over het arbeidsinkomen weer altijd toegerekend worden aan het woonland van de grensarbeider. Nederland is echter zowel met België als Duitsland in gesprek over een mogelijke thuiswerkregeling in de belastingverdragen, maar dit is volgens de Staatssecretaris niet eenvoudig te bewerkstelligen.
De afspraken over de sociale zekerheid inzake de thuiswerkdagen van voor werknemers werkzaam binnen de EU (inclusief ook grensarbeiders) zijn door de Europese Commissie wel verlengd tot en met 31 december 2022.
Zijn er vragen, laat dit dan weten bij de Duitsland Desk: